Wie een blik in de kranten werpt, kan niet anders dan concluderen dat we de coronamaatregelen op grote schaal overtreden. Zo komen illegale feesten die, zowel binnen als buiten, door politie en handhaving worden opgedoekt, veelvuldig in de media. Ook wangedrag van winkelend publiek dat op het overtreden van de coronamaatregelen wordt aangesproken, kan op veel aandacht rekenen. Een bezoek aan de supermarkt is dan ook dé gelegenheid om de praktische problemen van de handhaving op het coronabeleid met eigen ogen te aanschouwen, want in tegenstelling tot het bijwonen van een illegaal feest valt aan het doen van je wekelijkse boodschappen vaak niet te ontkomen.
In de lokale supermarkt tref je bijvoorbeeld al snel groepjes aan van meer dan vier personen – en dat zijn echt niet alleen maar jongeren – of supermarktpersoneel en -bezoekers die de dringende verzoeken om mondkapjes te dragen niet opvolgen. Het dragen van een mondkapje werd immers lange tijd niet verplicht en in de praktijk wordt die verplichting bij weerstand helaas al snel losgelaten. Als personeel en winkelend publiek ze al draagt, dan zie je alsnog allerlei varianten voorbijkomen: onder de neus, onder de kin, aan een oor bungelend. Ook zie je een toename in ‘de vrijstelling van het dragen van een mondkapje’, om fysieke of psychische redenen. Op internet zijn hiervoor zelfs standaardformuliertjes te downloaden.
Kortom, de regels blijven voor
veel mensen lastig, en dan hebben we het nog niet eens gehad over het in acht nemen
van de anderhalve meter afstand.
Opwinding over anderen
Wat mij vooral opvalt, is dat
iedereen erg opgewonden raakt over het gedrag van anderen. Dat doet mij denken
aan iets wat ik langer geleden – voordat COVID-19 van zich liet horen – heb
meegemaakt.
Ik was op een ouderbijeenkomst op de
school van mijn kinderen en daar ging het over de huisregels. Eén van de ouders
maakte zich daar sterk voor: er moest en zou streng worden gehandhaafd,
desnoods tot aan schorsingen aan toe! Regels waren regels en die moesten worden
nageleefd.
Hij wist dat zeer omstandig en
uitgebreid te vertellen en eerlijk is eerlijk, iedereen was er een beetje stil
van. Totdat via de omroepinstallatie werd gevraagd of de persoon die met zijn
auto de oprit blokkeerde, zijn wagen aan de kant wilde zetten. U begrijpt,
dezelfde man stond – met het schaamrood op zijn kaken – op en viste naar zijn
autosleutels.
Van elkaar leren
Wat bovenstaande vooral duidelijk
maakt, is dat het gemakkelijk is om te zeggen wat een ander moet doen, hoe hij dit
moet doen, wanneer hij dat moet doen, waarom hij dat moet doen. Het
verstandigste is natuurlijk om hier helemaal niet op te reageren. Helaas ben ik
niet altijd verstandig. Wat ik daarom soms doe, is zeggen dat ik het knap vind
en dat ik iets van hem kan leren. ‘Zullen we samen naar buiten gaan, dan kan je
het voordoen’, zeg ik dan. Jammer genoeg is er bijna nooit iemand meegegaan.
Grijze gebieden te over
Wat de situatie met COVID-19 nog
lastiger maakt, is dat de maatregelen niet altijd even eenduidig zijn uit te
leggen. De duidelijkheid van het verbod op alcoholverkoop na acht uur ’s avonds
– het is vóór of ná acht uur – ontbreekt bijvoorbeeld bij de
anderhalvemetermaatregel. Ook het handhaven op groepsgrootte is direct een stuk
moeilijker. Betreft het een groep van acht personen of twee keer van vier personen?
Het eerste mag niet, het laatste weer wel. En dan hebben we het alleen nog maar
over de vaststelling. Wat te denken van een illegaal feest met veertig
aanwezigen en slechts twee handhavers ter plaatse?
Daarnaast ontvangen gemeenten
allerlei vreemde verzoeken die zij, anders dan deze in eerste oogopslag doen
vermoeden, niet zomaar mogen afwijzen. Mag een filmopname in een kroeg? ‘We
houden ons aan alle regels en protocollen’, wordt er dan gezegd. En verdomd, er
is weer ergens een protocol waardoor het wel zou moeten mogen. Of een hotel
waar je voor de dag een kamer kan huren, zodat je van het restaurant gebruik mag
maken. Dergelijke opzichtige, maar moeilijk aan te pakken initiatieven sterken me
in mijn vermoeden dat de randen steeds meer worden opgezocht, in tegenstelling
tot de beter nageleefde, eerdere pakketten aan maatregelen.
Binnen de regels is voldoende mogelijk
Wanneer ik als (interim-)hoofd van
diverse gemeentelijke handhavingsdiensten met dergelijke situaties te maken
krijg, naast mijn werk met Op Orde, probeer ik altijd de strekking van de
noodverordening uit te leggen: geen samenkomsten en zo min mogelijk sociale
contacten. Met die leidraad in het achterhoofd biedt de praktijk echter vaak
voldoende mogelijkheden, hoe lastig het ook is.
Zo ook bij de supermarkten. Daar
beperken filialen de toegang aan de hand van het aantal winkelwagentjes of
-mandjes, maar ondertussen krioelt alles en iedereen vlak langs elkaar heen,
terwijl de ene medewerker wel een mondkapje draagt en de ander op half zeven.
Hoe het ook kan, zag ik bij een supermarkt die ik bezocht en waar bij de ingang
medewerker stond met een grote button waarop in hoofdletters ‘BAAS
WINKELWAGENTJES’ stond vermeld. Ik kreeg van hem een winkelwagentje en
tussendoor vertelde hij wat de huisregels waren. Vrolijk, met humor. ‘Zo kan
het ook’, denk ik dan. Geen gedoe in de winkel en de klant gaat met een
vrolijke stemming naar binnen.
Er wordt gesproken over het openen
van ‘de droge’ horeca (restaurants). Ik ben benieuwd hoe dat zal gaan en
hoeveel bruine cafés zich direct tot eetgelegenheid laten omdopen, al dan niet
enkel in naam.
Handhavers moeten vandaag de dag
sterk in hun schoenen staan. Dat is wel duidelijk.