Instanties trekken te vaak hun handen af van complexe overlastgevers
Met creatief denkwerk kunnen we ook voor de meest complexe problematiek een oplossing vinden.
Lees de volledige opiniebijdrage van Jeroen Lugte bij Binnenlands Bestuur.
Met creatief denkwerk kunnen we ook voor de meest complexe problematiek een oplossing vinden.
Lees de volledige opiniebijdrage van Jeroen Lugte bij Binnenlands Bestuur.
Vorige maand stemde de Eerste Kamer in met maatregelen ter versterking van de aanpak van ondermijning. Waar het nog aan ontbreekt, zijn middelen gericht op de directe omgeving van criminelen.
Lees de volledige opiniebijdrage van Jeroen Lugte op Gemeente.nu.
De techniek gaat voort, en daarmee ook de mogelijkheden om deze in te zetten om maatschappelijke problemen aan te pakken. Vaak wordt er over gesproken, maar net zo vaak sterft het een stille dood. Met deze nieuwe technieken dienen zich immers ook nieuwe problemen aan, bijvoorbeeld op het gebied van privacy. Vanzelfsprekend moeten we goed nadenken over de inzet van deze technologieën, maar goed nadenken en (te) lang nadenken zijn twee verschillende dingen.
Voldoende bevoegd personeel op de been krijgen, is al jaren een veelvoorkomend probleem in de gemeentelijke handhaving. Dat is een vaak arbeidsintensieve, en daarmee dure, taak. Niet alleen gaat er veel tijd in zitten, ook moeten handhavers de benodigde opleidingen doorlopen om bevoegd te kunnen ingrijpen. Handhaving is dan ook gebaat bij de inzet van technologieën die de werkdruk voor de medewerkers kunnen verlichten.
Technologieën die taken van handhavers kunnen overnemen – administratief, waarnemend of anderszins – worden daarentegen met een kritische blik bekeken. Dat is meer dan terecht. Desondanks zijn dergelijke oplossingen niet alleen welkom, maar zelfs hard nodig. Er zijn namelijk meer dan genoeg voorbeelden te bedenken waarin moderne technieken uitkomst kunnen bieden.
Zo voeren veel scholen een Kiss & Ride-beleid, opdat ouders hun kinderen dichtbij school kunnen afzetten en ophalen, zonder al te veel verkeersoverlast te veroorzaken. In de basis is dat een prima uitgangspunt: kinderen komen veilig van en naar school, ouders zijn gerustgesteld en de wijk heeft er zo min mogelijk last van. Ouders blijven echter regelmatig langer dan gewenst hangen in de kiss en laten de ride nogal op zich wachten. Andere ouders, omwonenden en schooldirecties beklagen zich bij de gemeente en vragen om ingrijpen, maar daarvoor ontbreekt in de meeste gevallen de benodigde mankracht.
Verkeerscamera’s kunnen dan zeer nauwkeurig vastleggen waar het mis gaat. Daarbij kunnen de camera’s worden gericht op de Kiss & Ride-locaties, of op andere plekken in de straat waar je niet mag stilstaan, en registreren wanneer er te lang wordt stilgestaan, eventueel in combinatie met nummerplaatherkenning. Alle overige zaken worden automatisch genegeerd door de camera. Daarmee is de privacy gewaarborgd, maar bieden we handhavers een helpende hand.
Een ander voorbeeld zijn illegale feesten, die regelmatig voor geluidsoverlast zorgen. Omwonenden liggen tot midden in de nacht te stuiteren in hun bed, terwijl aan het feest maar geen einde lijkt te komen. Vaak weten gemeentelijke handhavingsdiensten niet of pas te laat waar een feest op gang komt. Deze komen ‘vanuit het niets’ opzetten en tegen de tijd dat de eerste signalen binnenkomen, is het vaak al te laat om het feest in de kiem te smoren. Voor de handhaving is er dan geen beginnen meer aan om kansrijk in te grijpen. Probeer immers midden in de nacht, en in een dusdanig laat stadium, nog maar eens genoeg mensen op de been te krijgen.
In dit geval kunnen we denken aan het plaatsen van geluidssensoren die een camera inschakelen wanneer zij gedurende langere tijd geluid met een vastgesteld hoog volume registreren. De meldkamer krijgt, wanneer aan de waarde wordt voldaan, de camerabeelden te zien en kan beoordelen wat er aan de hand is en of er moet worden ingegrepen. Ook dat ingrijpen kan vervolgens door middel van moderne technieken, zoals het produceren van geluiden van een zekere toonhoogte die met name jongeren als vervelend ervaren, of het verspreiden van een rotte eierenlucht die door vrijwel iedereen als vervelend wordt ervaren. Met enig (creatief) nadenken is er vast wel tot een aantal verantwoorde opties te komen.
Dan zijn er natuurlijk ook nog de overlastgevende jongeren in de openbare ruimte, die bijvoorbeeld meer dan geregeld en bij voorkeur tegen sluitingstijd winkelcentra bevolken. Als dat zonder overlast gebeurt moet dat geen probleem zijn, maar helaas is dat maar al te vaak wel het geval. De jongeren blokkeren bijvoorbeeld de ingangen, maken opmerkingen naar bezoekers en veroorzaken een grimmige sfeer. Particuliere beveiligingsdiensten zijn er soms wel, maar hebben niet altijd de middelen en bevoegdheden om de jongeren aan te pakken. Daarentegen kunnen de gemeentelijke handhavers ook niet overal tegelijkertijd zijn.
Overlastgevers kunnen echter met beveiligingscamera’s worden vastgelegd, aan de hand van de beelden worden geïdentificeerd en vervolgens met een huisbezoek worden verblijd. Het winkelend publiek krijgt daardoor weer de ruimte en de handhaving wordt ontlast, uiteraard ervan uitgaande dat ouders hun verantwoordelijkheid nemen.
Er zijn ongetwijfeld meer voorbeelden te geven, maar de kern van mijn betoog is hopelijk helder: moderne technieken kunnen de handhaving ondersteunen in een effectieve en efficiënte aanpak van de problemen. Dat is wat we in de praktijk hard nodig hebben. Met de hedendaagse technologieën is het mogelijk om heel gericht de overlastgevende feiten vast te leggen en andere zaken juist niet vast te leggen.
Is alles wat ik noem nieuw? Ik denk het niet. Zijn er bijkomende vraagstukken mee gemoeid, bijvoorbeeld op het gebied van privacy? Ik weet het wel zeker. Wat we echter niet uit het oog mogen verliezen, is dat het hier om veelvoorkomende en wijdverspreide problemen gaat, die een oplossing vereisen. Om het enigszins bot te formuleren: nu is het zo dat iedereen wat van een plan moet vinden, dat iedereen het tegen kan houden en dat dat dan ook meer dan wenselijk gebeurt. Dat goed over dergelijke maatregelen moet worden nagedacht lijkt mij helder. Maar goed nadenken en (te) lang nadenken zijn twee verschillende dingen, die bovendien nogal eens met elkaar worden verward.
Gedurende de lockdown en de avondklok was het relatief rustig voor de handhavers. Restaurants waren niet open en in de avond was er bijna niemand op straat. Gelukkig komen we stapsgewijs uit de lockdown: de terrassen gingen het eerst open, daarna de restaurants, theaters en zo verder. Ik hoop oprecht dat we op deze manier weer naar een normale samenleving toe gaan. Maar voor de handhaving wordt het er niet eenvoudiger op.
Allereerst komen er eenvoudigweg meer regels bij die moeten worden gehandhaafd. Voordat de maatregelen werden versoepeld, was de situatie overzichtelijker. Voor een restaurant gold: dicht is dicht. Dat was snel een eenvoudig te controleren. De deur staat immers open of de deur is dicht en een zaak waar mensen binnen waren, viel extra op.
Nu mogen de restaurants weer open, maar daar komt flink wat bij kijken. Dat geldt zowel voor de ondernemers die aan alle maatregelen moeten voldoen, als voor de handhavers die erop toezien. Is er een gezondheidscheck gedaan en zien we die ook terug? Houdt de zaak zich aan het maximumaantal personen aan één tafeltje, tenzij de gasten tot één huishouden behoren? Zit iedereen op anderhalve meter afstand van elkaar? Wordt er geplaceerd? Gaat de deur op tijd op slot?
In het verlengde daarvan komen veel gemeenten hun ondernemers tegemoet, zodat er binnen de regels zoveel mogelijk is toegestaan. Zo staan zij toe dat de terrassen worden uitgebreid, een tegemoetkoming die de horeca met beide handen aangrijpt. En ik gun ze dat. Maar er zijn ook ondernemers die vervolgens het hele trottoir ‘in beslag nemen’, zodat invaliden en kinderwagens over de straat met verkeer moeten lopen. En dat is nu net niet de bedoeling.
En daarmee kom ik op de tweede reden voor de hogere druk op de handhavers. Wat ik merk is dat – als uitvloeisel van de versoepelingen – veel mensen er nog een schepje bovenop doen. ‘We kunnen weer!’, lijken we allemaal te verzuchten. Maar dat gaat niet altijd helemaal goed.
Zo had ik verleden week voor het eerst in tijden weer op een terras plaatsgenomen, om een hapje te eten met een vriend. Daar werd geen gezondheidscheck gedaan en van placering was geen sprake. En toen wij om kwart voor acht vertrokken, zaten onze buren pas aan het voorgerecht. Zij kregen te horen dat de keuken een chaos was en dat het nog wel even kon duren. Hoewel de zaak eigenlijk een kwartier later moest sluiten – dit was nog vóór de verruiming van de openingstijden – leek niemand eventuele uitloop een probleem te vinden.
En ja hoor, toen ik rond de klok van tien met de hond langsliep, zaten diezelfde mensen ongestoord te genieten van hun dessert. Daarin waren zij bovendien verre van alleen: alle tafeltjes op het terras waren bezet, twee uur ná sluitingstijd!
Ik merk vergelijkbaar gedrag in winkels, hoor weer praten over feesten en partijen, zie dat mensen minder afstand tot elkaar tot elkaar houden, ga zo maar door. Tegelijkertijd merk ik ook dat het steeds minder mogelijk is om mensen effectief aan te spreken, doordat de regels zijn vertroebeld en het besef van de noodzakelijkheid lijkt te zijn weggezakt. En dat terwijl alle deskundigen waarschuwen dat het nog niet over is en we juist nu aan regels – zoals anderhalve meter afstand houden – moeten blijven vasthouden.
Volgens mij zijn er twee mogelijkheden om deze situatie hanteerbaar te houden, of dat nu politiek gewenst is of niet:
Elke andere oplossing zorgt voor onrust onder de mensen, minder begrip voor ingrijpen en een fladderende overheid die niet serieus wordt genomen. In zulke omstandigheden je werk moeten doen, vergt veel van je communicatievaardigheden, geduld en mentaal incasseringsvermogen. Ga er maar aan staan.
We hebben er allemaal naar uitgekeken, ondernemers en personeel nog wel het meest: 1 juni mag de horeca van het slot. De heropening komt precies op tijd om op het terras van het zonnige weer te genieten, maar hoe gaat dat in de anderhalvemetersamenleving in zijn werk? Hoe zorgen we ervoor dat de horeca de ruimte krijgt die het na een moeilijke periode zeker verdient, maar deze niet (onbedoeld) overschrijdt?
MoreModerne technologieën zijn een meer dan welkome aanvulling in de instrumentenbak van onze handhavers. Wanneer deze technologieën slim en efficiënt worden toegepast, kunnen zij hét verschil maken. Toch wordt de inzet van zulke middelen te vaak tegengehouden door budgettaire beperkingen, bureaucratische rompslomp en politiek gekonkel.
Een recent incident in de Utrechtse Geuzenwijk laat zien waar het vaak fout gaat. Nadat eerder deze maand een vuurwerkbom in deze wijk flinke schrik en schade veroorzaakte, liet burgemeester Sharon Dijksma nieuwe camera’s plaatsen om de aanhoudende overlast tegen te gaan. Raadsleden maakten zich vervolgens vooral druk dat dit een schending betrof van het coalitieakkoord, waarin was vastgelegd het cameratoezicht in Utrecht niet verder uit te breiden. Wat de burgemeester deed mag daarentegen ‘niet netjes’ zijn, maar is wel degelijk hoognodig.
In het Utrechtse coalitieakkoord uit 2018 spraken coalitiepartijen GroenLinks, D66 en ChristenUnie af dat het aantal camera’s niet verder mocht worden uitgebreid. Dat betekent dat de handhaving in Nederlands snelst groeiende stad het moet doen met de bestaande 75 vaste en 6 flexibele camera’s.
Van laatstgenoemde hingen er tot een maand vóór de explosie twee in de Geuzenwijk. In de zes maanden van cameratoezicht was de overlast in de wijk aanzienlijk afgenomen, zo blijkt uit getuigenissen van buurtbewoners én overlastmeldingen bij de gemeente. Toch verhuisden deze camera’s naar andere delen van de stad omdat ze daar ‘harder nodig waren’, citeert het AD uit een eerdere brief van de burgemeester aan de gemeenteraad.
De flexibele camera’s mogen in Utrecht hoe dan ook maar drie tot zes maanden op dezelfde plek blijven hangen. Dergelijke beperkingen verhinderen een duurzame handhaving op overlast. Het gevolg is namelijk dat de camera’s vroegtijdig weer worden weggehaald en dat de overlast terugkeert.
In de Geuzenwijk duurde het slechts een paar weken voordat het weer goed mis was. Een zware explosie vernielde ruiten, beschadigde auto’s en joeg omwonenden flink schrik aan. Burgemeester Dijksma schafte twee nieuwe camera’s aan. “Er is overwogen om de flexibele camera’s aan andere wijken te onttrekken, maar de problematiek is ook elders in de stad dermate groot dat dit geen optie is”, lichtte zij haar besluit toe aan de gemeenteraad.
De raadsleden van coalitiepartijen D66 en GroenLinks namen met deze uitleg echter geen genoegen. Zij noemen het probleem ‘heftig’ en ‘urgent’, spreken over een buurt die wordt ‘geterroriseerd’, maar vinden dat de ‘de burgemeester zich wel netjes aan de afspraken met de raad [moet] houden’. Als iedereen er zo over zou denken, blijft de overlast voortbestaan, zij het dat de overlastgevers zich aanhoudend door de stad verplaatsen.
Bovengenoemde overlast is van de buitencategorie. Vaak betreft het eerder hangjeugd die luide muziek afspeelt, fikkie stookt, mensen lastigvalt of softdrugs gebruikt, dan het afsteken van een zware vuurwerkbom. Het probleem blijft echter hetzelfde. De lijsten met locaties die handhavers controleren, worden alleen maar langer en het aantal overlastmeldingen neemt fors toe. Dat komt deels door de coronamaatregelen. Aan de ene kant zijn er meer verveelde jongeren op straat en aan de andere kant kunnen omwonenden die evenzeer meer aan huis gebonden zijn, minder tolerantie opbrengen.
Voor een belangrijk deel komt dat echter ook doordat de handhaving met één hand op de rug moet werken. De technieken – zoals camera’s die enkel binnen een bepaald tijdsbestek, bij beweging of bij een vastgesteld geluidsniveau opnemen – zijn er, maar tegen de inzet worden al dan niet terecht budgettaire, bureaucratische of principiële bezwaren ingebracht. Ja, cameratoezicht kost geld, maar enkel opnemen bij geluid, beweging of tussen gezette tijden beperkt die kosten al. Bovendien kost het eveneens geld om mensen op locatie te houden en kunnen zij er niet de hele dag blijven staan.
Een dergelijk systeem waarbij de opname slechts wordt gestart wanneer een zeker geluidsniveau wordt overschreden, beweging wordt gedetecteerd of op tijdstippen waarop de kans op overlast het grootst is, neemt bovendien een deel van de privacybezwaren weg. Door schending van de privacy van omwonenden te minimaliseren, zijn camera’s verantwoord in te zetten en dienen zij enkel het veiligheidsbelang.
Het alternatief biedt weinig reden tot optimisme. We moeten grenzen stellen en daar hard op handhaven, maar met de huidige middelen is dat niet altijd mogelijk. Zowel handhaving als politie kampt met een tekort aan menskracht. Naast dat we onderbezet zijn, zijn we bij het rijden van patrouilles al van veraf zichtbaar. Dat geeft de overlastgevers meer dan genoeg tijd om uit het zicht te verdwijnen en zodra we voorbij zijn, doodleuk weer terug te komen. Camera’s lossen dat probleem op, doordat deze altijd ter plaatse aanwezig kunnen zijn en ons in staat stellen om op de momenten waarop het er toe doet op afstand mee te kijken.
Kortom, moderne technieken zijn noodzakelijk om moderne problemen aan te pakken. Als we daarover blijven bekvechten, blijven we achter de (strafbare) feiten aan lopen.
Onderzoek na onderzoek bevestigt een structureel maar moeilijk te beteugelen probleem: eenzaamheid onder ouderen. Toch kunnen gemeentes eenzame inwoners relatief eenvoudig signaleren.
Twee dagen in de week loopt Jeroen Lugte, medeoprichter van Op Orde, mee met handhavers in een Zuid-Hollandse gemeente. Een van de zaken die hij daar hoopt te bereiken is het bezoeken van ouderen om te kijken hoe het met hen gaat, oftewel een structurering van de aanpak van het eenzaamheidsprobleem. Dat kan onder meer aan de hand van looplijsten, bijvoorbeeld door alle eengezinswoningen en appartementen die meer dan vier kamers tellen, maar waar slechts één persoon is ingeschreven, voor een huisbezoek te selecteren.
Vaak hoeft dat niet meer te zijn dan een informeel gesprek, een snelle check hoe het met de bewoner gaat. Op zichzelf kan dat contactmoment al wenselijk zijn voor de bewoner en daarnaast maakt het voor de gemeente een eerste schifting mogelijk, die genoeg handvatten biedt om door te pakken.
Ondanks alle systemen en vangnetten is het namelijk nog steeds belangrijk om zelf te gaan kijken. Ofwel de situatie is zoals die is en iedereen is gelukkig, ofwel vereenzaming wordt opgemerkt en de gemeente kan ondersteuning aanbieden.
In sommige gevallen stuit je bovendien op andere ongewenste zaken, zoals illegale onderverhuur. Hoewel dat in zulke gevallen niet meer dan een mooie bijvangst is, kun je ook daar weer mee aan de slag. Zo pak je efficiënt de leefbaarheid in de wijk aan.
‘Ruimte met regels’, dat is de slogan die op 1 juli de term ‘intelligente lockdown’ heeft opgevolgd. De regels zijn duidelijk, maar wat die ruimte in de praktijk inhoudt blijft voorlopig nog even aftasten. Op anderhalve meter afstand natuurlijk. Het is aan handhavers om daarop toe te zien, maar hoe gaat handhaving in zijn werk, nu we in tijden van COVID-19 stapsgewijs meer vrijheid krijgen?
MoreWie een blik in de kranten werpt, kan niet anders dan concluderen dat we de coronamaatregelen op grote schaal overtreden. Zo komen illegale feesten die, zowel binnen als buiten, door politie en handhaving worden opgedoekt, veelvuldig in de media. Ook wangedrag van winkelend publiek dat op het overtreden van de coronamaatregelen wordt aangesproken, kan op veel aandacht rekenen. Een bezoek aan de supermarkt is dan ook dé gelegenheid om de praktische problemen van de handhaving op het coronabeleid met eigen ogen te aanschouwen, want in tegenstelling tot het bijwonen van een illegaal feest valt aan het doen van je wekelijkse boodschappen vaak niet te ontkomen.
In de lokale supermarkt tref je bijvoorbeeld al snel groepjes aan van meer dan vier personen – en dat zijn echt niet alleen maar jongeren – of supermarktpersoneel en -bezoekers die de dringende verzoeken om mondkapjes te dragen niet opvolgen. Het dragen van een mondkapje werd immers lange tijd niet verplicht en in de praktijk wordt die verplichting bij weerstand helaas al snel losgelaten. Als personeel en winkelend publiek ze al draagt, dan zie je alsnog allerlei varianten voorbijkomen: onder de neus, onder de kin, aan een oor bungelend. Ook zie je een toename in ‘de vrijstelling van het dragen van een mondkapje’, om fysieke of psychische redenen. Op internet zijn hiervoor zelfs standaardformuliertjes te downloaden.
Kortom, de regels blijven voor veel mensen lastig, en dan hebben we het nog niet eens gehad over het in acht nemen van de anderhalve meter afstand.
Wat mij vooral opvalt, is dat iedereen erg opgewonden raakt over het gedrag van anderen. Dat doet mij denken aan iets wat ik langer geleden – voordat COVID-19 van zich liet horen – heb meegemaakt.
Ik was op een ouderbijeenkomst op de school van mijn kinderen en daar ging het over de huisregels. Eén van de ouders maakte zich daar sterk voor: er moest en zou streng worden gehandhaafd, desnoods tot aan schorsingen aan toe! Regels waren regels en die moesten worden nageleefd.
Hij wist dat zeer omstandig en uitgebreid te vertellen en eerlijk is eerlijk, iedereen was er een beetje stil van. Totdat via de omroepinstallatie werd gevraagd of de persoon die met zijn auto de oprit blokkeerde, zijn wagen aan de kant wilde zetten. U begrijpt, dezelfde man stond – met het schaamrood op zijn kaken – op en viste naar zijn autosleutels.
Wat bovenstaande vooral duidelijk maakt, is dat het gemakkelijk is om te zeggen wat een ander moet doen, hoe hij dit moet doen, wanneer hij dat moet doen, waarom hij dat moet doen. Het verstandigste is natuurlijk om hier helemaal niet op te reageren. Helaas ben ik niet altijd verstandig. Wat ik daarom soms doe, is zeggen dat ik het knap vind en dat ik iets van hem kan leren. ‘Zullen we samen naar buiten gaan, dan kan je het voordoen’, zeg ik dan. Jammer genoeg is er bijna nooit iemand meegegaan.
Wat de situatie met COVID-19 nog lastiger maakt, is dat de maatregelen niet altijd even eenduidig zijn uit te leggen. De duidelijkheid van het verbod op alcoholverkoop na acht uur ’s avonds – het is vóór of ná acht uur – ontbreekt bijvoorbeeld bij de anderhalvemetermaatregel. Ook het handhaven op groepsgrootte is direct een stuk moeilijker. Betreft het een groep van acht personen of twee keer van vier personen? Het eerste mag niet, het laatste weer wel. En dan hebben we het alleen nog maar over de vaststelling. Wat te denken van een illegaal feest met veertig aanwezigen en slechts twee handhavers ter plaatse?
Daarnaast ontvangen gemeenten allerlei vreemde verzoeken die zij, anders dan deze in eerste oogopslag doen vermoeden, niet zomaar mogen afwijzen. Mag een filmopname in een kroeg? ‘We houden ons aan alle regels en protocollen’, wordt er dan gezegd. En verdomd, er is weer ergens een protocol waardoor het wel zou moeten mogen. Of een hotel waar je voor de dag een kamer kan huren, zodat je van het restaurant gebruik mag maken. Dergelijke opzichtige, maar moeilijk aan te pakken initiatieven sterken me in mijn vermoeden dat de randen steeds meer worden opgezocht, in tegenstelling tot de beter nageleefde, eerdere pakketten aan maatregelen.
Wanneer ik als (interim-)hoofd van diverse gemeentelijke handhavingsdiensten met dergelijke situaties te maken krijg, naast mijn werk met Op Orde, probeer ik altijd de strekking van de noodverordening uit te leggen: geen samenkomsten en zo min mogelijk sociale contacten. Met die leidraad in het achterhoofd biedt de praktijk echter vaak voldoende mogelijkheden, hoe lastig het ook is.
Zo ook bij de supermarkten. Daar beperken filialen de toegang aan de hand van het aantal winkelwagentjes of -mandjes, maar ondertussen krioelt alles en iedereen vlak langs elkaar heen, terwijl de ene medewerker wel een mondkapje draagt en de ander op half zeven. Hoe het ook kan, zag ik bij een supermarkt die ik bezocht en waar bij de ingang medewerker stond met een grote button waarop in hoofdletters ‘BAAS WINKELWAGENTJES’ stond vermeld. Ik kreeg van hem een winkelwagentje en tussendoor vertelde hij wat de huisregels waren. Vrolijk, met humor. ‘Zo kan het ook’, denk ik dan. Geen gedoe in de winkel en de klant gaat met een vrolijke stemming naar binnen.
Er wordt gesproken over het openen van ‘de droge’ horeca (restaurants). Ik ben benieuwd hoe dat zal gaan en hoeveel bruine cafés zich direct tot eetgelegenheid laten omdopen, al dan niet enkel in naam.
Handhavers moeten vandaag de dag sterk in hun schoenen staan. Dat is wel duidelijk.
COVID-19 zorgt momenteel voor een hectische situatie, levert voortdurend rinkelende telefoons op en vraagt het uiterste van de gemeentelijke uitvoeringsorganisaties. Vanuit verschillend kanten bereiken ons dan ook signalen dat de rapportages ‘een Poolse landdag’ lijken te worden. Iedereen rapporteert op zijn of haar manier – met de beste bedoelingen – en ondertussen wordt het steeds moeilijker om goed overzicht te houden, terwijl juist alleen met goed overzicht de juiste beslissingen zijn te nemen.
De afgelopen dagen hebben wij daarom hard gewerkt aan een toepassing waarmee organisaties snel inzicht krijgen in de stand van zaken. Hiervoor hebben we de beschikbare functionaliteiten van Op Orde ingezet. Deze stellen we onze klanten nu gratis ter beschikking zolang dat nodig is. Zo leveren wij onze bijdrage aan het verlichten van de druk, die ongekend groot is.
More